THEMATISCHE FILATELIE WEBSITE HENK VAN DE LAAK
|
|
DIENSTKRINGEN VAN RIJKSWATERSTAAT Begin maart 2016 verscheen van mij
een boek met de titel :
Het boek (ISBN 9789462470477) is te koop voor € 24,95 (excl.
€ 3,95 verzendkosten) en te bestellen door contact op te nemen via info@laakland.nl
of henkvandelaak@home.nl
Er wordt veel
waardevolle informatie (chronologisch en thematisch) verstrekt over de
dienstkringen en het boek vult duidelijk een kennishiaat op. Waar in eerdere
publicaties over Rijkswaterstaat vooral aandacht werd besteed aan de organisatie
in Den Haag en het hoogste management in de regio, gaat deze publicatie in op de
geschiedenis en de interessante positie van de dienstkringen. Daarnaast geeft
het ook een prachtig beeld van de ontwikkeling van de natte- en droge
infrastructuur de afgelopen ander halve eeuw en welke invloed dit heeft gehad op
de organisatie van Rijkswaterstaat. Ook de laatste ontwikkelingen tot 1 april
2013 zijn opgenomen. De bijlagen van het boek worden in pdf-files beschikbaar gesteld. De versie betreft 1 februari 2016; zijn er updates, dan staat dat vermeld.
Een kort overzicht over de dienstkringen van Rijkswaterstaat is in het volgende overzicht te vinden: In 1849 werd de Waterstaatsorganisatie ingrijpend gewijzigd. In dit organisatorisch raamwerk werd nu ook aan de opzichters een plaats toebedeeld. Deze waren voordien ook al voor de Waterstaat werkzaam, maar dat geschiedde op ad-hoc-basis. Een vastomlijnde algemene regeling werd eerst in 1849 van kracht. De hoofdingenieurs en de ingenieurs zouden zich laten bijstaan door een korps van opzichters, bestaande uit 100 functionarissen, ingedeeld in vier klassen. Het werkterrein van de opzichters was overzichtelijk. De opzichters aan het korps der ingenieurs van de Waterstaat toegevoegd, verlenen hulp aan de Ingenieurs bij het houden van toezicht over de werken, aldus de desbetreffende bepaling. Aan dit toezicht werd de zorg voor ene deugdelijke leverantie en verwerking van de materialen overeenkomstig de bestekken toegevoegd. Zij stonden onder de bevelen van de hoofdingenieur, die hun standplaats en werkkring bepaalde in het district waarover hij leiding voerde. Daarnaast werd een belangrijke verandering in de wijze van rekrutering doorgevoerd. Werden de opzichters - en hun voorgangers - tot dan toe op aanbeveling aangenomen, waarbij enige ambachtelijke bekwaamheid en ervaring het belangrijkste criterium vormde, nu werd voor de gegadigden een examen ingesteld dat zij met goed gevolg moesten afleggen. In 1860 werden de exameneisen bekendgemaakt. In 1884 gaf de minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid J.G. van den Bergh opdracht de talrijke werkzaamheden van opzichters op een meer geordende wijze te organiseren. Een voornemen tot bezuinigen lag daaraan ten grondslag. Wanneer hebben we dat meer gehoord! Bij de minister was de indruk gevestigd dat er eerder teveel dan te weinig opzichters in dienst waren. Een nauwkeurig overzicht van hun werkzaamheden zou de basis vormen voor een organisatie waarin de vaste en eventueel ook een deel van de buitengewone opzichters een plaats kregen. Het werkterrein van de vaste opzichter werd daarop door de hoofdingenieurs opnieuw in detail vastgelegd en ook met dienstkringkaarten geografisch afgebakend: DE DIENSTKRING WAS ONTSTAAN. In korte tijd werd het land met dienstkringen bedekt. In een door de Vereniging van Opzichters van de Rijkswaterstaat opgemaakte staat (september 1896) geeft aan dat er in dat jaar 104 dienstkringen bestonden.
Afb. dienstbriefkaart van opzichter W.P. Stratingh, hoofd dienstkring
Delfzijl tot 1/5/1893 In de organisatie van de Rijkswaterstaat na 1900 kregen verscheidende wijzigingen hun beslag. Bij de herziening van de organisatie van de Rijkswaterstaat in 1903 ( KB van 3 juni 1903, Stbl. 151) - aangevuld in 1908 - werden de districten vervangen door de directies, elk onder leiding van de hoofdingenieur-directeur. De directies werden officieel onderverdeeld in arrondissementen die onder de hoede van de arrondissementsingenieurs kwamen. De daaronder ressorterende dienstkringen - voor het eerst formeel omschreven bij de bepalingen van de inrichting van de Rijkswaterstaat in 1908 - vormden het sluitstuk van deze herziening (KB van 30 mei 1908, Stbl. 191). De benaming van de functie van opzichter werd vervangen in 1917 door technisch-ambtenaar. De benaming van de functie adjunct-opzichter bleef bestaan. De technisch-ambtenaar stond evenals de opzichter aan het hoofd van een dienstkring. In 1923 trad een ingrijpende verandering op. De hoofden van dienstkringen werden voortaan technisch-hoofdambtenaar of technisch-ambtenaar genoemd. De functie van adjunct-opzichter verdween. (Ministeriele beschikkingen van 17 december 1917, nr La A, afd. Waterstaat en van 20 juni 1923, Litt.W., afd. Waterstaat T.)
Deze territoriale organisatie bleef in grote lijnen tot 1971 intact (KB van 14 januari 1971, Stbl. 42). In dit Organiek Besluit kreeg de nieuwe ontwikkeling van Rijkswaterstaat zijn formeel beslag. Daarin werd ook de omschrijving van de taak van Rijkswaterstaat gewijzigd. Tot dan toe was nooit gebleken wat onder het begrip "waterstaat" moest worden verstaan. In deze organisatie zou het introduceren van allerlei specialisme veel te kostbaar zijn. Daarom werd besloten arrondissementen op te heffen en het werk op te schalen naar het niveau van de directie. Binnen de directies kon specialisme vorm krijgen. De directies kregen een zekere vrijheid de hoofdafdelingen vorm te geven, maar de hoofdstructuur was doorgaans een hoofdafdeling RF (met de juridische, bedrijfseconomische en planologische disciplines), een hoofdafdeling AN (voor de natte infrastructuur), een hoofdafdeling WX (voor de droge infrastructuur) en soms een hoofdafdeling TX (voor de bouwtaken). Deze organisatie wijzigingen werden tussen 1971 en 1978 in alle directies doorgevoerd. Vanaf dat moment vielen de dienstkringen onder de hoofdafdelingen AN en WX en werden ook in "nat" en droog"" ingedeeld.
Al vanaf het begin van negentiger jaren van de vorige eeuw was er binnen de Rijkswaterstaat een aantal projecten geweest om de bedrijfsvoering op een meer bedrijfsmatige leest te schoeien. Geleidelijk aan werd duidelijk dat de vorm van een Agentschap daar het meest voor geëigend was. De komst van een nieuwe directeur-generaal in juli 2003 bracht dit proces in een stroomversnelling. In de leiding van de Rijkswaterstaat was naast de directeur-generaal en de plaatsvervangend directeur-generaal een belangrijke rol weggelegd voor een Chief Financial Officer CFO, die per 1 september 2003 werd ingevuld. Dit had natuurlijk ook gevolgen voor onder andere de regionale diensten, die een uniforme structuur kregen met drie directies: Bedrijfsvoering, Wegen & Verkeer, en Water & Scheepvaart. Per 1 oktober 2004 werd afgesproken dat de tot dan toe gebruikelijke aanduiding (bijvoorbeeld) directie Zeeland zou worden gesproken van RWS Zeeland. Deze organisatiewijziging had ook grote gevolgen voor de operationele diensten van Rijkswaterstaat. In de dienstkringen nieuwe stijl, neemt naast beheer het gebruik en het operationeel verkeersmanagement en watermanagement een belangrijke plaats in. Dit leidde tot een aangepaste organisatie en gebiedsindeling, waarbij de focus minder gericht is op het onderhoud. Het resultaat van dit alles is dat er in de loop van 2005 in de verschillende regio's totaal 21 wegendistricten en 16 waterdistricten worden gevormd.
Deze organisatie zal ook weer niet
zolang standhouden.
In juni 2011 verscheen het Ondernemingsplan2015 van Rijkswaterstaat
(“Eén Rijkswaterstaat, elke dag beter!”). Vanuit het principe van één Rijkswaterstaat, werden de districten opnieuw ingericht zodat wegen en water gecombineerd zijn. Dit gaf volgens het plan de kans om kennisuitwisseling en synergie tussen werkprocessen voor water en wegen te versterken. Zo ontstonden de combidistricten. Op 1 april 2013 werd de nieuwe organisatiestructuur van Rijkswaterstaat vastgesteld, waarbij de combidistricten een “gewone” afdeling werden binnen de Directie Netwerk Management van de Rijkswaterstaat in de regionale dienst. Deze directie is primair verantwoordelijk voor de regie op het assetmanagement en het deelproces (netwerk)productie. De combidistricten leveren daarnaast een belangrijke bijdrage aan de processen verkeers-management, watermanagement, informatievoorziening en – via de crisiscoördinator – aan slagvaardig crisis-management. De afdeling District is binnen de regio enkel nog verantwoordelijk voor de uitvoering van het proces “netwerkproductie” (SLU geeft interne opdrachten aan de landelijke diensten op het gebied van realisatie en onderhoud), “verkeers- en watermanagement (VWM)” en “crisismanagement”. Voorts wordt het district natuurlijk veel geraadpleegd in alle andere processen c.q. helpt mee in de uitvoering.
---------------------------- |
|