THEMATISCHE FILATELIE WEBSITE HENK VAN DE LAAK
|
|
Door de opening van het Suezkanaal veranderden de postroutes van en naar het Verre Oosten.(Scheepvaartverbindingen tussen Nederland en Nederlands-Indië)
Om de handelsbetrekkingen te onderhouden tussen Europa en
het Verre Oosten moet men de beschikking hebben over een communicatiemiddel.
Zeker in de zeventiende en achttiende eeuw was dat meestal de post. In eerste
instantie werd de post meegegeven aan de zeilschepen, die de route om Kaap de
Goede Hoop namen; later werd de kortere weg over land door Egypte gebruikt. Na
de opening van het Suezkanaal op 17 november 1869 kon de post nog sneller de
adressant bereiken.
In het navolgende artikel behandel ik ook de post van de
passagiersschepen.
Bent U geïnteresseerd in dit onderwerp, lees dan het
volgende artikel:
DOOR DE OPENING SUEZKANAAL VERANDEREN OOK DE POSTROUTES VAN EN NAAR HET VERRE OOSTEN.
door Henk van de Laak
Om de handelsbetrekkingen te onderhouden tussen Europa en het Verre Oosten
moet men de beschikking hebben over een communicatiemiddel. Zeker in de
zeventiende en achttiende eeuw was dat meestal de post. In eerste instantie
werd de post meegegeven aan de zeilschepen, die de route om Kaap de Goede Hoop
namen; later werd de kortere weg over land door Egypte gebruikt. Na de opening
van het Suezkanaal op 17 november 1869 kon de post nog sneller de adressant
bereiken.
![]()
afb. 1: postzegelboekje Oost-Indiëvaarder
De postroute via Kaap de Goede Hoop.
De post met de Oost-Indiëvaarders (afb. 1) van Europa naar het Verre Oosten
via de door Vasco da Gama ontdekte route om Kaap de Goede Hoop, duurde vele
maanden. Al snel nadat de eerste Europeanen, op weg naar Indië, hadden
aangelegd in de Zuid-Afrikaanse Tafelbaai, vond op deze verversingsplaats een
'stille uitwisseling' van brieven plaats. De schepelingen - Engelsen,
Nederlanders, Fransen en Denen - legden in de eerste helft van de zeventiende
eeuw pakketjes met brieven onder platte stenen en voorzagen deze soms van
uitvoerige inscripties. Op zo'n steen - die op het strand langs de Tafelbaai
of verder landinwaarts werd neergelegd - werden bijvoorbeeld de naam van het
schip en de gezagvoerder en de datum gebeiteld. Het was de bedoeling dat een
schip dat in de tegenovergestelde richting voer en Kaap de Goede Hoop aandeed
de post die onder de stenen lag, zou meenemen naar de plaats van bestemming.
De gezagvoerders van Oost-Indiëvaarders die de Kaap aandeden lieten derhalve
als eerste de omgeving verkennen op de aanwezigheid van poststenen. Dit
systeem bood het grote voordeel van een relatief snelle overkomst van de
brieven. Een voorbeeld kan dit duidelijk maken. Een schip, onderweg van Indië
naar de Republiek, liet brieven voor Batavia aan Kaap de Goede Hoop achter
onder een poststeen. Een schip dat bijvoorbeeld een maand later op haar reis
naar Indië de Kaap aandeed, nam die brieven mee en leverde ze een maand of
drie later in Batavia af. De tijd tussen het schrijven van de brieven en de
aflevering bedroeg op deze manier ongeveer vier maanden. Had zo'n
'postkantoor' aan de Kaap niet bestaan en waren die brieven voor Batavia
meegenomen naar de Republiek en van daaruit weer naar Batavia gezonden met een
volgend schip, dan waren er zo'n achttien maanden verlopen tussen het
schrijven en de aflevering van de brieven!. In Zuid-Afrika, bij de Kaap zijn
veel stenen gevonden met inscriptie er ingehakt. Daar stond dan bijvoorbeeld
op: hieronder liggen de brieven van kapitein .., met een datum. Een van de
bekendste poststenen dateert uit 1645 van het schip Dolphin, dat op St. Helena
aankwam op 21 maart en vertrok op 18 mei 1645 (afb. 2).
![]()
afb. 2: de "Dolphin" poststeen
Met de komst van Jan van Riebeeck werd Kaap de Goede Hoop in 1652 officieel
Nederlands grondgebied (afb. 3).
![]()
afb. 3: Airmail Jan van Riebeeck-herdenking
Voortaan was het niet meer nodig om post onder platte stenen neer te
leggen; de officiële VOC-post kon eenvoudig worden afgegeven op het door de
Nederlanders gebouwde Kasteel de Goede Hoop, de zetel van de gouverneur. Met
de stichting van de Kaapkolonie had het postvervoerssysteem van de VOC zijn
definitieve vorm gekregen. Alle officiële post werd verzonden met
Compagniesschepen (afb. 4), die feitelijk alle vestigingen van de VOC
regelmatig aandeden.
![]()
afb. 4: postzegelvelletje met drie VOC-schepen uit 1760
De stad Batavia was het centrum van deze vestigingen in de Oost en de
meestal daar verzamelde en gekopieerde 'brieven en papieren' werden
meegezonden met de retourvloten. De postverzending van de Compagnie was
derhalve direct gerelateerd aan het enigszins inflexibele patroon van het
scheepvaartverkeer tussen Nederland en Azië, dat bijna volledig was ingesteld
op het vervoer van Aziatische bulkgoederen. Door Kaap de Goede Hoop te
gebruiken als een soort postkantoor werd het verlies aan tijd zo veel mogelijk
beperkt, maar een brief van Amsterdam naar Batavia deed er gemiddeld toch
negen maanden over eer de bestemming was bereikt. In iedere kamer van de VOC
in de Republiek en in de belangrijkste vestigingen in de Oost werd een
postmeester benoemd. Zo'n postmeester moest de brieven naar grootte in negen
klassen indelen. Bij ieder formaat hoorde een bepaald portbedrag. Voor brieven
van het eerste formaat moest de ontvanger zes stuivers betalen, voor het
tweede formaat twaalf stuivers, voor het derde formaat één gulden, en dit liep
verder op tot zeven gulden voor het negende formaat. Voor het stempelen van de
brieven door de postmeesters liet de Compagnie sets van vier verschillende
stempels maken: een van zes stuivers, een van één gulden, een van twee gulden
en een van drie gulden. Door het combineren van diverse stempels of door
dubbel stempelen konden ook de hogere postwaarden bereikt worden. Hierdoor
vinden we deze unieke stempels op de post uit die tijd. (afb. 4a en 4b)
afb 4a en 4b: Brief van 29 juli 1789, door het (door de VOC
gecharterde) schip "Jacob en Albertus de Jonge" vervoerd van Kaap de Goede
Hoop naar Amsterdam. De brief, die werd afgeleverd bij de geadresseerde op 25
december 1789 (zo blijkt uit de achterzijde), was van het tweede formaat; de
port bedroeg derhalve twaalf stuivers (afgestempeld met het twee
6-stuiverstempel) Deze afbeeldingen zijn afkomstig uit de collectie-Kees
Adema.
![]()
afb. 5: complete brief uit 1802 van London (ovaal stempel
van G.P.O.) naar Calcutta
De Egyptische overlandroute.
Ook de post voor de Britten naar hun koloniën, zoals India (afb. 5), was
lang onderweg. Door de lange route via de Kaap, kon twee jaar verstrijken
alvorens de mededelingen van hun uitvoerende raad in Londen hen konden
bereiken en een antwoord is teruggekeerd.
![]()
afb. 6: het stoomzeilschip "Enterprice"
In opdracht van de Britse regering ondernam in 1825 de stoomboot Enterprise
(afb. 6) de overtocht Londen-Calcutta. Afb. 7 toont een binnenlandse brief uit
Londen uit dat zelfde jaar.
![]() ![]()
afb. 7: Vouwbrief met House Paid Mark TP Piccadilly,
geschreven port "2" en rode lakstempel "10 F NOON 10 30 DE 1825"
Door de Brit Thomas Fletcher Waghorn werd het schip veilig in de
Hoogly-binnenwateren naar Calcutta geloodst. Waghorn was ervan overtuigd dat
een "overland-route", deels over het vasteland en deels per zeeweg, de
reistijd van correspondentie aanzienlijk zou verkorten. Er werden diverse
routes uitgetest. Voor de doortocht op het vasteland werd door de Engelsen de
route op Marseille verkozen, zeker nadat de Fransen de belofte hadden gedaan
om Calais over de hele afstand met Marseille per spoor te verbinden. De
oversteek ging per boot naar Alexandrie (afb. 8).
![]()
afb. 8: Paquebot Marseille - Alexandrie 21-11-1844,
geschreven port 10
Van hieruit ging post en personen naar het Hahmoudia-kanaal en voer men
hierover 44 mijlen. Vervolgens was er een transfer naar de Nijl, waarop een
afstand van 120 mijlen werd afgelegd. Dan naar Caïro en van hieruit naar Suez
door de woestijn.
![]()
afb. 9: postwaardestuk; dromedarissen trekkend door de
woestijn
Oorspronkelijk werden de brieven tussen Cairo en Suez over 84 mijlen
gedragen door dromedarissen (afb. 9) en nadien door wagens, met paarden
aangespannen.
![]()
afb. 10: nooit geopende aangetekende brief 1942, van
Cairo naar Suez en retour afzender
Afb. 10 toont een nooit geopende aangetekende brief van een eeuw (1942)
later, die deze afstand twee keer aflegde. Per boot werden post en passagiers
verder getransporteerd naar Mokka (later Aden) en aansluitend naar Bombay.
![]() ![]()
afb. 11: postzegelboekje P&O afb. 12: Mohammed Ali
De P&O (Peninsular & Orientel Navigation Compagny) (afb. 11), die eerst
gebruik maakte van de diensten van Waghorn, nam in 1843 in samenwerking met
pasja Mohammed Ali (afb. 12), de Egyptische overlandroute op zich. In het
Brits-Frans postverdrag van 2 oktober 1839 werden o.a. details voor de
postbezorging van de "overland mail" met Britse schepen van Frans India (Pondicherry)
naar Europa vastgelegd en in een reglement van het Frans Indisch koloniaal
bestuur van 1842 werd bepaald dat het recht vooruitbetaald moest worden (rood
gestempeld) en porto brieven zwart gestempeld (afb. 13).
![]()
afb. 13: India: complete brief van Bureau de Pondichery
10 oktober 1860 naar Bordeau, aankomst 12 november 1860; Rood Col. Fra/V.Suez
Amb. 11 november en in kastje CA (Correspondence de l'Arrondissement)
Ook de Nederlanders gebruikten de "overland route" via het Egyptische
continent van Nederlands Indien naar het vaderland (afb. 14).
![]()
afb. 14: een briefomslag van Cheribon (Ned. Indien),
22-11-1867 naar Amsterdam; aankomst 4-1-1868, gestuurd per landmail
Post via het Suezkanaal.
![]() ![]()
afb. 15: F. de Lesseps afb. 16: postzegel Compagnie
Universelle du Canal Martime de Suez
Ferdinand de Lesseps (afb. 15) had door de stichting van de Compagnie
Universelle du Canal Maritime de Suez (afb. 16) op 5 januari 1856 het recht
gekregen voor de aanleg van het Suezkanaal en de exploitatie voor 99 jaar. De
opening van het kanaal op 17 november 1869 zou maar een deel van het
mailvervoer opnemen, omdat het tempo van de doorvaart vertraagd werd door
dieptebeperking en verlichting, wat geen nachtverkeer toeliet. Indien de
Franse en Nederlandse postschepen vanaf 1870 door het Suezkanaal voeren, was
dit niet het geval voor de Engelse mail. Zij maakten gebruik van de snelle
spoorwegverbinding Alexandrie - Suez tot in 1888 toen de problemen op het
Suezkanaal waren verholpen. De Nederlanders hadden nu ook een verkorte vaarweg
naar hun kolonie Nederlandsch Indien. Zo ging bijvoorbeeld de post vanuit Port
Said via Signapore naar Weltevreden, de koloniale Nederlandse naam voor een
stadsdeel van Batavia, thans Djakarta (afb. 17).
![]()
afb. 17: Egyptische briefkaart van een Nederlander vanuit
Port Said (21-4-1902) naar weltevreden (13-5-1902) via Signapore (9-5-1902)
Via het Suezkanaal gingen veel passagiersschepen. Aan boord van die schepen
werden brieven geschreven, die natuurlijk verstuurd moesten worden. De post
werd verzameld en voorzien van een scheepsstempel. De hoogst aanwezige
officier werd dan een soort postbeambte van een "hulppostkantoor". De grote
scheepvaartmaatschappijen hadden aan boord hun eigen postagentschappen. De
stempels hiervan waren gelijk aan de normale postale stempels. Eerst werd in
deze stempels alleen de route vermeld, zoals "Postagent Batavia-Rotterdam" (afb.
18).
![]()
afb. 18: AZ 18-6-1928 postagentschap Batavia - Amsterdam
via Port Said
Later werd de naam van het schip onderdeel van het stempel ("postagent a/b
ms "). Werd onderweg een haven aangedaan dan ging de post van boord en werd
de post vanuit dat land verzonden naar de plaats van bestemming. Normaal
gesproken is dan alleen aan het stempel te zien dat dit poststuk niet ergens
in een brievenbus is gestopt. Ook kleinere schepen varen onder de vlag van een
bepaald land, maar zijn te klein om er een eigen postagentschap op na te
houden. Toch zijn deze schepen een stukje grondgebied van het land waar ze
geregistreerd staan. Dat betekent onder andere dat als iemand vanaf zo'n schip
post wil versturen, hij gewoon de zegels van dat land mag gebruiken. In de
eerste de beste haven die het schip aandoet op zijn reis wordt de post aan
land gebracht om verder verzonden te worden. Er doet zich dan wel een probleem
voor. De gebruikte postzegels zijn in het buitenland niet geldig. Op grond van
een overeenkomst van de wereldpostunie (UPU) worden dit soort brieven en
kaarten toch gewoon behandeld en mogen verzonden worden. De brieven dienen dan
wel voorzien te zijn van een apart stempel "Paquebot".
![]()
afb. 19: Engelse enveloppe naar USA "paquebot" en stempel
"port Taufid 11-10-1936"
Soms wordt ook het stempel vernietigd met een normaal plaatsnaamstempel van
het betreffende land (afb. 19) en daarnaast een speciaal stempel "Paquebot"
tekst "Paquebot/Posted at sea" (afb. 20).
![]()
afb. 20: poststuk schip "empres of Scotland", Quebec P.O.
Canada, 31-10-1950 "paquebot posted at sea"
Ik sluit dit artikel af met een misschien op het eerste gezicht een "raar"
poststuk verstuurd uit Port Said (21-7-1926), gelegen aan het Suezkanaal. De
aangetekende enveloppe is gefrankeerd met de Nederlandse zegel nr. 185 (15
cent, het tarief dat toen gold voor verzending naar het buitenland) en vanwege
het aantekenrecht voorzien van een interessante bijfrankering met twee zegels
van (Frans) Port Said (afb. 21). Het poststuk valt onder de hierboven genoemde
scheepspost. Frankrijk had tussen 1867 en 1931 een consulair postkantoor in
Port Said.
![]()
afb. 21: Aangetekende brief van Port Said (21-7-1926)
naar Den Haag met Nederlandse postzegel 15 cent en bijgefrankeerde zegels
(Frans) Port Said
©Henk van de Laak
|
|