THEMATISCHE FILATELIE WEBSITE HENK VAN DE LAAK
|
|
Het Suezkanaal, een bron van conflicten.
Het Suezkanaal is ook een bron van conflicten geweest.
Denk daarbij aan de Britse overheersing van Egypte, maar vooral aan de
conflicten tussen Israël en Egypte. Dit betreft het Palastinaconflict, de
nationalisatie van het Suezkanaal en de Suezcrisis.
Heeft u interesse voor verdere informatie in een artikel
met filatelistisch beeldmateriaal, lees dan het volgende:
Het Suezkanaal"Een bron van conflicten."
door Henk van de Laak
De Britse overheersing (1882-1922)
In 1869 had de khedive (onderkoning) Ismail Pasja (afb. 1) de
strategische positie van Egypte vergroot door de opening van het Suezkanaal
(afb. 2) in 1869. Maar in 1875 was Egypte zover achteruitgegaan dat het zijn
rente op de Europese schulden niet meer kon betalen en Ismail was verplicht
zijn aandelen in de Suezkanaal-maatschappij te verkopen aan Engeland.
Hierdoor werd de macht van het buitenland in Egypte aanmerkelijk vergroot.
Onder Franse en Engelse invloed ontsloeg de sultan in Constantinopel ten
slotte Ismail als khedive. Doordat de (islamitische) bevolking deze
buitenlandse machten als een christelijk front beschouwde, groeide de
onrust. De nationalisten traden naar voren en in 1882 bombardeerden de
Britten Alexandrië. Ze trokken op 15 september 1882 Cairo binnen. Egypte
werd in de praktijk een Brits protectoraat, hoewel de soevereiniteit van de
Osmaanse sultan in Istanbul tot aan de Eerste Wereldoorlog erkend bleef.
afb. 1: Ismail Pasja afb. 2:
postzegel Compagnie Universelle du Canal de Suez
In de daarop volgende jaren was er discussie over het bepaalde in de
Tweede Acte van Concessie m.b.t. de vrije doorvaart. Engeland verklaarde op
8 april 1904 trouw te zullen zijn aan deze bepalingen, zodat hij in werking
treden. Toen Turkije in de Eerste Wereldoorlog de zijde van Duitsland koos,
werd Egypte op 18 december 1914 officieel tot Brits protectoraat
geproclameerd (afb. 3). De macht berustte bij de Britse Hoge Commissaris
Hoesein Kamil, die in 1917 overleed. Zijn opvolger werd zijn broer Ahmed
Foead. Na de oorlog besloot de regering in Londen tot een eenzijdige
opheffing van het protectoraat (22 februari 1922).
![]()
afb. 3: briefomslag van Gizara/Cairo 28-11-1915 naar
Oestgeest 8-12-1915; sluitstrook "opened by censor"; in kastje
"passes/censor/8"
Egypte als onafhankelijke staat.
Egypte werd door het decreet wel als onafhankelijke staat erkend, hoewel
Engeland de exclusieve controle behield over de verdediging van Egypte, de
verbindingswegen van het Britse imperium (Suezkanaal), de bescherming van
minoriteiten en buitenlandse belangen en het bestuur over Soedan. Foead (afb.
4) nam de koningstitel aan.
![]() ![]()
afb. 4: Koning
Faoed I afb. 5: scheepvaartcongres 1926
In 1926 werd in Cairo een internationaal scheepvaartcongres gehouden (afb.
5), wat de vrije doorvaart nogmaals bevestigde. Van 1922 tot aan de Tweede
Wereldoorlog werd het politieke toneel in Egypte beheerst door een
driehoeksconflict tussen de koning, de Wafd-partij en de Britse regering.
Pas in 1935 leidde de nationalistische agitatie tot vrije verkiezingen op
grond van de constitutie van 1922. Deze leverden een Wafd-meerderheid op en
in mei 1936 werd een geheel uit partijgenoten bestaand kabinet samengesteld.
Ook dat jaar werd ook een nieuw verdrag tussen Engeland en Egypte gesloten,
waarbij de Britten het recht verwierven om troepen te stationeren in de
Suezkanaalzone en zij zich het commando over de kanaaltoegang toeeigenden (afb.
6). Een maand eerder was Foead gestorven en opgevolgd door zijn zoon Faroek
(afb. 7). Deze zond in 1937 premier Nahas heen, waarna het land werd
geregeerd door 'paleiscoalities', in welke situatie ook het uitbreken van de
Tweede Wereldoorlog geen verandering bracht. Pas in februari 1942, toen het
oprukkende Duitse Afrikakorps onder Rommel de Britten in Egypte zorgen
baarde en de Egyptische koning en regering hun weinig steun verleenden,
keerde Nahas Pasja op Brits aandringen als premier terug. In oktober 1944,
toen voor Egypte het oorlogsgevaar was geweken, ontsloeg Faroek Nahas echter
opnieuw.
![]() ![]() ![]() ![]()
Na de WO II eiste Egypte terugtrekking van de Britse troepen. In
1946/1947 trokken de Britten zich terug uit de citadel van Cairo en de
Nijldelta. Op 16 oktober 1951 werd door Egypte het uit 1936 daterend verdrag
met Engeland eenzijdig opgezegd (afb. 8). De Britten waren het daarmee
oneens, hetgeen tot schermutselingen leidde. Op 19 oktober 1954 werd een
Brits-Egyptisch akkoord bereikt over de terugtrekking van de troepen.
Conflicten tussen Israël - Egypte.
Het Palestinaconflict.
Na de Tweede Wereldoorlog emigreren opnieuw duizenden joden naar
Palestina. Dit wordt voor de Britten een probleem. Zij legden dit in 1947
aan de Verenigde Naties voor. Na aanname van Resolutie 181, waarin de
oprichting van onafhankelijke Joodse en Arabische staten werd geëist, kwam
het mandaat over het gebied aan de VN. Op 29 november 1947 werd een
VN-resolutie aangenomen voor een deling van het Britse mandaatgebied. Toen
de VN het delingsbesluit ongedaan wilden maken, riep Ben Goerion (afb. 9) op
14 mei 1948 de Joodse staat Israël uit. De laatste Britse troepen verlieten
op 15 mei 1948 het land en er was een onafhankelijke staat Israël ontstaan.
Op diezelfde dag nog viel Koning Faroek van Egypte de staat Israël aan, maar
leed een nederlaag (afb. 10). Op 3 april 1949 kwam er een wapenstilstand
door bemiddeling van de VN. Jordanië annexeerde het gebied rond Jeruzalem en
Egypte bezette de Gazastrook. De grensincidenten bleven doorgaan en in 1950
verbood Egypte schepen met bestemming Israël gebruik te maken van het
Suezkanaal.
![]() ![]()
afb. 9: Ben Goerion, 1e president
van Israël afb. 10: 15 mei 1948. koning Faroek valt
Israël aan
Tweede Arabisch-Israëlische Oorlog vanwege de
Nationalisatie van het Suezkanaal.
Op 23 juli 1952 maakte een groep officieren zich meester van de macht in
Egypte en werd koning Faroek gedwongen af te treden en werd op19 juni 1953
de republiek uitgeroepen. Alle Engelse troepen, die in de kanaalzone waren
gelegerd, moesten binnen twee maanden worden teruggetrokken. In juni 1954
verlieten de laatste militairen het land.
De toenmalige president Gamal Abdal Nasser wilde onafhankelijkheid.
Tevens wilde hij een nieuwe stuwdam bouwen in de Nijl bij Aswan (afb. 11).
Voor de financiering werd aangeklopt bij het Westen, dat alleen akkoord
ging, als Egypte zich aansloot bij het Bagdadpact. De onderhandelingen
konden niet bevredigend worden afgesloten met als gevolg dat op 26 juli 1956
Nasser bekend maakte dat de Suezkanaal Maatschappij was genaturaliseerd (afb.
12). Zijn legerofficieren hadden vanaf dat moment het beheer van de gebouwen
en installaties overgenomen. De tolgelden zouden mooi kunnen dienen voor de
bekostiging van de Aswan-dam.
Enkele maanden daarna brak wederom een oorlog tussen Egypte en Israël
uit. Op 29 oktober 1956 vielen Israëlische troepen het tot Egypte behorende
Sinaïschiereiland binnen en rukten in westelijke richting op naar het
Suezkanaal (afb. 13). Binnen 24 uur eisten Engeland en Frankrijk dat alle
troepen op een afstand van 16 kilometer van het kanaal werden teruggetrokken
en verzochten zij Egypte er mee in te stemmen dat de Engelsen en Fransen
tijdelijk de sleutelposities in de kanaalzone zouden bezetten.
![]() ![]() ![]() ![]()
afb. 11: Aswan dam; afb. 12: Nationalisatie Suezkanaal;
afb. 13: de strijd bij het Suezkanaal; afb. 14: vijandige troepen vertrekken
Egypte keurde het ultimatum af en op 31 oktober 1956 begonnen vanaf
Cyprus vliegtuigen Egyptische bases te bombarderen en werd het Suezkanaal
door Engelsen en Fransen bezet. Nadat op 7 november een wapenstilstand tot
stand was gekomen, begonnen de onderhandelingen over terugtrekking van
geallieerde troepen en het stationeren van een VN-vredesmacht. Op 22
december 1956 (afb. 13) vertrokken de voor Egypte vijandige troepen uit Port
Said. In maart 1957 trok Israël zijn troepen terug en kwam het Suezkanaal
weer onder Egyptische controle. Nadat de opruimingswerkzaamheden in het
Suezkanaal (mijnen, gezonken schepen) waren voltooid, kon het kanaal in
april van dat jaar weer voor het scheepvaartverkeer worden opengesteld.
Israël bedong dat de Straat van Tiran voor de scheepvaart uit Eilat open zou
blijven. Hierdoor kon weer vrij gebruik gemaakt worden van de Golf van Akaba.
Op 20 maart 1957 kon het SS Catherina Madre zo voor een eerste zeereis deze
route over de Golf van Eilat (Israël) naar Addis Abeba (Ethiopië) volgen (afb.
15).
![]()
afb. 15: Aangetekende 1e zeepost; Eliat 20-3-1957;
Addis Abeba 25-4-1957
Zesdaagse- en Yom Kippur-oorlog én het Suezconflict.
De rust was slechts van korte duur; in mei 1967 werd de situatie voor
Israël kritiek. Nasser eiste en verkreeg de aftocht van de troepen van de
VN. Hij verklaarde tevens geen schepen meer door te laten. Israël besloot
een aanval op Egypte en Syrië te openen (5 juni 1967). Israël vernietigde
bij verrassing de Egyptische luchtmacht en bezette de Sinai en de strook van
Gaza. Op 10 juni 1967 werd door bemiddeling van de VN het vuren gestaakt en
werd de Zesdaagse Oorlog (Derde Arabisch-Israëlische Oorlog) beëindigd.
![]()
afb. 16: Egyptische troepen steken het Suezkanaal door
Om de impasse te doorbreken, gingen Syrië en Egypte op 6 oktober 1973
over tot een aanval op Israël (Yom Kippur = de Vierde Arabisch-Israëlische
Oorlog). Egyptische troepen staken het Suezkanaal over om de Sinai terug te
veroveren (afb. 16). De strijd eindigde onbeslist. Op 22 oktober 1973 werd
een bestand gesloten.
Toen de hiervoor genoemde strijd in alle hevigheid losbrandde, bevonden
zich veertien schepen van verschillende nationaliteit in het Suezkanaal, een
soort scheidslijn tussen Egypte en Israël. Uit Engeland vier schepen, uit
Polen en Zweden twee schepen en tenslotte uit Frankrijk, Tsjecho-Slowakije,
Bulgarije en de Verenigde Staten elk een schip. De twee Duitse schepen "Nordwind"
en "Münsterland" zagen nog kans om hun reis voort te zetten.
Alle schepen werden in de Grote Bittermeren vastgehouden. Het voorste
schip van het konvooi, het Bulgaarse schip de "Vassil Levsky" was de meren
reeds gepasseerd, maar moest terugkeren en sindsdien lagen zij in de
Bittermeren voor anker in afwachting van hun bevrijding, die tot 1975 op
zich zou laten wachten. De passagiers die sommige schepen aan boord hadden,
werden geëvacueerd en later werden de scheepsbemanningen tot een minimum
gereduceerd. Voor de mannen die achter bleven voor de bewaking en het
noodzakelijk onderhoud brak een tijd aan van niets doen en afwachten. De
vrijetijdsbesteding werd daarom een belangrijk punt en niettegenstaande de
acht verschillende nationaliteiten was de onderlinge verstandhouding
voortreffelijk. Dit manifesteerde zich in de oprichting van de G.B.L.A. (de
Great Bitter Lake Association), een samenwerkingsorgaan dat de
gemeenschappelijke belangen behartigde en allerlei activiteiten op het
gebied van sport en spel ontwikkelde (afb. 17).
![]()
afb. 17: luchtpost met boordstempel G.B.L.A.
De sluiting van het Suezkanaal in november 1967 voor alle
scheepvaartverkeer had vele consequenties. Niet alleen miste Egypte daardoor
een belangrijke bron van inkomsten, maar ook de vrachttarieven gingen
drastisch omhoog. De Kaaproute moest weer worden gebruikt en dus een langere
afstanden afgelegd, meer gebruik van stookolie en de tijdsdruk verhoogde.
Een ander gevolg was dat de werven meer orders kregen voor het bouwen van
schepen, vooral voor schepen met grotere omvang (mammoettankers). Op 5 juni
1975 is het dan zo ver, na bijna acht jaar gesloten geweest te zijn,
heropent president Anwas El-Sadat van Egypte het Suezkanaal, waardoor een
van de meest belangrijke internationale waterwegen weer voor het
scheepvaartverkeer opengesteld (afb. 18).
![]()
afb. 17: heropening Suezkanaal 1975
Een historische gebeurtenis vond op 2 november 1975 plaats, toen de uit
Roemenië afkomstige Griekse vrachtvaarder "Olympic" geladen met cement
bestemd voor Israël van de Middellandse Zee door het Suezkanaal naar de
Israëlische havenplaats Eilath voer. Dat was voor het eerst sedert 1959. In
maart 1976 bereikte voor het eerst sinds 1948 uit de Perzische Golf
afkomstige olie via het Suezkanaal Israël.
Vrede tussen Egypte en Israël.
De onbesliste strijd van 1973 opende de weg voor onderhandelingen tussen
Egypte en Israël. President Sadat van Egypte reisde in november 1977 naar
Israël en sprak het parlement (Knesseth) toe. Dit was het eerste bezoek van
een Arabisch staatshoofd aan Israël (afb. 19).
![]()
afb. 19: president Sadat van Egypte bezoekt Israël
Op 7 september 1978 kwamen de premier van Israël, Menachem Begin en
president Anwar Sadat van Egypte onder persoonlijke leiding van de
Amerikaanse president Jimmy Carter van de VS op Camp Davis bijeen om een
begin te maken aan de vredesonderhandelingen om een einde te maken aan de
30-jarige oorlog in het Midden-Oosten (afb. 20). Op 12 oktober 1978 kwamen -
zoals op Camp David was afgesproken - in het Blaire House te Washington,
vertegenwoordigers van Israël (Moshe Dayan en Ezer Weitzman) en van Egypte (Butros
Gahli en Kamel Hassan Ali) bijeen voor de delicate onderhandeling voor een
definitief vredesakkoord. Op 26 maart 1979 werd in Washington het
vredesverdrag ondertekend. Israël geeft de Sinaï-woestijn over een periode
van vier jaar terug in ruil voor erkenning en vrede. Het akkoord dat beide
landen sluiten, voorziet ook in autonomie voor de Palestijnen, maar de
Palestijnen willen niet meedoen aan de onderhandelingen.
![]()
afb. 20: vredeshandelingen op Camp David
©Henk van de Laak |
|